Wat is de kracht van de term ’terroroehoe’?
Nederland kreeg de afgelopen maand bezoek van twee roofdieren die afwijkend gedrag vertoonden. Het ene, een agressieve uil, werd direct onderwerp van een blijvende berichtenstroom, terwijl het andere, een brutale wolf, nauwelijks een week op de voorpagina’s stond. Het succes van de oehoe, die in Purmerend meerdere mensen aanviel, ligt onder andere besloten in de naam die hij al snel kreeg: de terroroehoe. Dit nieuwe woord omvat meerdere stijlfiguren en van het daardoor veroorzaakte effect had de Noord-Nederlandse wolf veel kunnen leren.
Analyse
Taalfanaten hoeven het Groot retorisch woordenboek niet open te slaan om het zelfstandig naamwoord oehoe te herkennen als een onomatopee: het nabootsen in taalklank van gehoorde geluiden. Citerend uit dit woordenboek zijn er zes soorten klanknabootsing te onderscheiden, waarbij oehoe zonder twijfel thuishoort in de categorie ‘dierengeluiden, bv. kukeleku, boe, miauw, ia, waf waf, piep piep, tjip tjip’. Het gebruik van de onomatopee zorgt voor kracht: de term terroruil zou veel minder effectief zijn.
De koppeling van het tamelijk onschuldig klinkende oehoe aan het dreigende terror neigt bovendien naar een antithese (‘syntactisch-lexicale figuur die termen of zinnen als tegenstellingen tegenover elkaar plaatst’). De combinatie van terror en oehoe zorgt voor een conflict binnen de samenstelling, waardoor het woord aan kracht wint.
Tot slot valt terroroehoe te classificeren als een soraïsme op woordniveau: er is sprake van een combinatie van woorden uit diverse talen in één tekst (in dit geval: in één nominale samenstelling).
Prijsvraag
De inzendtermijn voor deze prijsvraag (‘Verzin een passende naam voor de wolf, in de stijl van de terroroehoe’) is gesloten.