Het hofje
Bouwsteen van de Hollandse stad, 1400-2000
Aan het eind van de veertiende eeuw werd in Nederland het eerste hofje gebouwd, het begin van een lange bouwkundige traditie. Vermogende particulieren stichtten ‘hofjes van liefdadigheid’ voor arme bejaarden. Naast bezieling door naastenliefde en religieus plichtsbesef wilden ze hun naam in de stad vereeuwigen.
Een hofje is altijd een architectonische eenheid van afzonderlijke huizen rondom een gemeenschappelijke buitenruimte, gelegen op het binnenterrein van een bouwblok. De voordeuren liggen aan het hofje; de achtergevel is traditioneel gesloten. Deze bouwvorm bleek door de jaren heen zeer duurzaam. Een groot aantal hofjes heeft de eeuwen overleefd en niet zelden worden ze nog altijd bewoond door alleenstaande ouderen. De kracht van het hofje als bouwvorm spreekt ook uit het vermogen telkens opnieuw zijn betekenis te bewijzen. Opeenvolgende generaties architecten beschouwden het als model voor de Nederlandse woningbouw, waarin het thema collectiviteit een grote rol speelt.
Willemijn Wilms Floet onderzoekt in dit rijk geïllustreerde en door vele analysetekeningen ondersteunde boek het hofje als een architectonisch ontwerpvraagstuk: hoe zijn de hofjes verankerd in het stedelijk weefsel en welke architectonische ontwikkeling hebben ze doorgemaakt?
‘Prachtig geïllustreerd.’
Het Haarlems Dagblad