De Feesten van Angst en Pijn
Gedichten
Om aan vervolging en gevangenisstraf vanwege zijn activisme te ontkomen, vluchtte Paul van Ostaijen in het najaar van 1918 naar Berlijn. Nauwelijks had hij daar een kamertje betrokken, of hij schreef ‘De Moordenaars’. Dit gedicht bleek De Feesten van Angst en Pijn in te leiden, een fenomenale bundel die een radicale breuk inhield met Van Ostaijens vroegere, humanitair getinte poëzie. Een kleine drie jaar werkte hij aan de bundel, om er medio 1921, vlak voor zijn vertrek uit Berlijn, zelf één, uiterst kwetsbaar exemplaar van te maken.
De Feesten van Angst en Pijn zou tijdens Van Ostaijens door ziekte vroegtijdig afgebroken leven nooit in druk verschijnen. Bundeling zou ook geen sinecure zijn geweest, omdat Van Ostaijen de gedichten voltooide in een spectaculair, veelkleurig handschrift. Als tegenhanger van Bezette Stad, dat eerder in het teken stond van een cultuurcrisis, gaf hij er dan ook zijn persoonlijke crisis in weer, bijvoorbeeld met de klassiekers ‘Metafiziese Jazz’ en ‘Vers 6’. Het unicum uit 1921, dat nu in het AMVC-Letterenhuis wordt bewaard, laat de door de dichter uitgedrukte ontreddering bijna lijfelijk ervaren.
Een kleine eeuw na dato presenteert uitgeverij Vantilt met gepaste trots de eerste afzonderlijke fullcolour uitgave van De Feesten van Angst en Pijn. In deze facsimile winnen de veelal losse, ritmisch over de pagina gerangschikte woorden en frases zelfs aan betekenis, omdat ze hun originele kleur hebben gekregen en voor het eerst zijn afgedrukt op het formaat van Van Ostaijens handschrift. Onze ogen dachten alles al te hebben gezien, maar als ze eenmaal bloot zijn en beginnen, ontmoeten ze een tijdgenoot.