Paul van Ostaijen

Vlaams dichter (Antwerpen 22-2-1896 – Miavoye-Anthée 18-3-1928). Van 1914 tot 1918 stadhuisklerk te Antwerpen, met als chef René Victor. Maakte deel uit van de `Vlaamsche Bond’. Week eind 1918 wegens activistische sympathieën uit naar Berlijn, waar hij nader kennis maakte met de `Sturm’-groep, het dadaïsme en enkele `Bauhaus’-kunstenaars. Na terugkeer in België enige tijd in militaire dienst. Werkte daarna een jaar te Antwerpen in een boekhandel. In 1925-1926 kunsthandelaar te Brussel, waar hij met Geert van Bruaene de tentoonstellingszaal `A la Vierge poupine’ opende. Hield een paar lezingen in `La Lanterne Sourde’ en in de Vlaamse Club. In 1927 om gezondheidsredenen achtereenvolgens naar Viersel, Etikhove en Miavoye-Anthée. Derde begraafplaats: het Erepark van het kerkhof te Antwerpen.

Van Ostaijen was o.m. bevriend met kunstenaars als Oscar en Floris Jespers, Paul Joostens, Heinrich Campendonk en met schrijvers als Gaston Burssens, Edgar du Perron en Jozef Muls. Hij werkte mee aan versch. tijdschriften, o.m. aan Ruimte en Vlaamsche Arbeid, en richtte pas op het einde van zijn leven, samen met Du Perron, een eigen tijdschrift op: Avontuur. Als dichter en theoreticus werd hij de grootste baanbreker van het modernisme in Vlaanderen.

Bron: G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. De Haan, Weesp 1985