10 mei 1940
Het is midden in de nacht als een schril en indringend fluitsignaal de soldaten in de kazerne van Neuhaus-Paderborn wekt. ‘Opstaan!’, brult de onderofficier van dienst. Iedereen is meteen klaarwakker. Tien minuten later zitten de mannen van Schreibers 9e compagnie in vol ornaat aan het ontbijt. De meesten hebben de stalen helm al opgezet. Gehaast werken ze de door het keukenpersoneel gesmeerde boterhammen naar binnen en spoelen die met koffie weg. Sommigen halen nog eens hun geweerloop door of smeren de grendel van hun machinegeweer. Schreiber verdeelt kaarten met de plattegrond van Rotterdam en omgeving aan zijn pelotonleiders.
‘Vragen?’ ‘Nein, Herr Oberleutnant!’ Alles is duidelijk. Schreiber loopt naar buiten. De koele nachtlucht laat hem licht huiveren. Het is aardedonker. Zo nu en dan flitst achter de kazerne het licht van een zaklamp op. Daar wacht ook de vrachtwagen beladen met de Heidemannwagentjes die de wapens en munitie dragen. De compagnie is zwijgend aangetreden. Slechts het blikken gerammel van veldflessen die tegen geweerkolven stoten en het gekraak van strak aangesnoerd leren koppeltuig is te horen. Pelotonleiders fluisteren kort hun bevelen. Aan begin en einde van de colonne zijn witte en rode lantaarns zichtbaar. Net als bij legervoertuigen moeten marscolonnes ’s nachts verlicht zijn.
De sergeant-majoor van de compagnie maakt de missie bekend: ‘In de vroege ochtend van 10 mei landen op vliegveld Waalhaven in Rotterdam. Doorstoten naar het zuidelijke gedeelte van de stad om daar de door kameraden van de 11e compagnie bezette Maasbruggen te bereiken en een bruggenhoofd verder uit te bouwen.’
——
Dit is een fragment uit Rotterdam frontstad van Gerard Groeneveld. Kijk hier voor meer informatie over dit boek.