Wit licht
Poëzie en mystiek in de Nederlandse literatuur van 1890 tot nu
In het spreken en schrijven over de mystieke ervaring komen twee begrippen telkens terug: licht en donker. Het pad naar het verlossende inzicht gaat door de duistere nacht en wie uiteindelijk ziende wordt, moet eerst blind zijn geweest. Dat geldt voor Paulus, voorganger en rolmodel van alle christelijke mystici, maar ook voor Dante die na een dwaaltocht door een donker woud en een afdaling in de hel mocht opgaan naar het van licht doorstraalde paradijs.
‘Licht’ is het sleutelwoord in het werk van de Nederlandstalige dichters die Jaap Goedegebuure in dit boek bijeengebracht heeft. Herman Gorters extatische verzen zijn ingegeven door een ware lichtdronkenschap, Bertus Swaanswijk koos het pseudoniem Lucebert om aan te geven dat hij de grauwe Hollandse atmosfeer wilde laten verdampen in de hitte van zijn bliksemende gedichten.
‘Het licht, Gods witte licht breekt zich in kleuren’, schreef Nijhoff, daarmee een metafoor scheppend voor de tegenstelling tussen de buitenaardse werkelijkheid waarin de mystici willen opgaan en het gefragmenteerde bestaan waarmee ze het moeten doen. Goedegebuure laat het witte licht breken in een bont gezelschap dat christenen, agnosten, atheïsten en boeddhisten omvat.
‘****’
de Volkskrant
‘Wat het boek vooral tot een openbaring maakt, is de ontdekking dat mystiek zo enorm wijdverbreid is, want vrijwel alle dichters die er in de literatuurgeschiedenis sinds 1890 toe doen, komen voorbij. In die zin kan Wit licht bijna gelden als handboek voor de Nederlandse poëzie van de afgelopen 125 jaar.’
Piet Gerbrandy, De Gids