Snijvlakken van de literatuurwetenschap
In zijn in-memoriam in de Volkskrant prees Kees Fens de Tilburgse hoogleraar Hugo Verdaasdonk vooral als literatuurkenner, onder meer vanwege diens ‘groot gevoel voor kwaliteit in de literatuur’ en zijn ongeëvenaarde ‘belezenheid in de Nederlandse, de Europese en de Amerikaanse literatuur’. Zo werd Verdaasdonk geprezen om de grote lezer die hij – inderdaad – was. Maar in zijn wetenschappelijk onderzoek boog hij zich juist over de vraag op welke manier oordelen als ‘kwaliteit in de literatuur’ tot stand komen.
Hugo Verdaasdonk werkte aan de afronding van Snijvlakken van de literatuurwetenschap toen hij in 2007 overleed, pas 62 jaar oud. Het manuscript was al in een vergevorderd stadium en wat hem voor ogen stond was duidelijk: een staalkaart geven van zijn ontwikkeling als empirisch literatuurwetenschapper. Verdaasdonk ziet het niet als taak van de literatuurwetenschap om alom al als waardevol erkende literaire werken te analyseren. Dat is in feite een vicieuze – en zeker niet wetenschappelijke – activiteit. De literatuurwetenschap dient uit te gaan van empirische vraagstellingen naar feitelijk analyseerbaar gedrag: van lezers, boekenkopers, literaire jury’s enzovoort.
Snijvlakken van de literatuurwetenschap volgt Verdaasdonks weg, die steeds haaks op de gangbare literatuurwetenschap stond: vanaf de baanbrekende artikelenreeks die hij midden jaren zeventig publiceerde in De Revisor (in bewerkte vorm het openingshoofdstuk van dit boek) tot aan zijn recente, opmerkelijke bevindingen rond de statistische kans van een auteur om een prestigieuze prijs als de AKO-prijs of P.C. Hooftprijs toegekend te krijgen.