In het begin van de negentiende eeuw worden de contouren zichtbaar van het moderne Nederlandse gemeentebestuur. Vanaf dat moment komt zeer geleidelijk een eind aan eeuwenoude lokale en regionale bestuurlijke praktijken. Uiteindelijk bakenen nationale wetten de ruimte af waarbinnen het gemeentebestuur dient te functioneren. Deze langdurige maar dynamische, en in principe onvoltooide uniformering verliep niet zonder spanningen.
‘In het welbegrepen belang der gemeente’ volgt vanuit een lokale invalshoek de wijze waarop deze modernisering van het lokale bestuur zich manifesteerde in een relatief geïsoleerde, uitgestrekte plattelandsgemeente onder de rook van Nijmegen. Hoe ontwikkelde zich in dit dorp, dat soms op gespannen voet leefde met lokale en regionale autoriteiten, het nieuwe gemeentebestuur? Welke gevolgen had dit voor de lokale bestuurders, de bevolking en het gemeentelijk bestuursapparaat? Deze en andere vragen komen aan bod in een twintigtal ‘historische’ reportages, waarin zich op hoofdlijnen de ontwikkeling van ruim twee eeuwen lokaal bestuur ontvouwt.